Macht en liefde

Onwillekeurig moest ik dit weekend denken aan de woorden van Martin Luther King in de speech die hij in 1967 gaf onder de titel: “ Where do we go from here?”. Hij stelt hierin dat “macht zonder liefde roekeloos en misbruikend is en liefde zonder macht sentimenteel en bleek”. Zijn toespraak stond uiteraard in het teken van de rassenverhoudingen in Amerika, maar zijn observaties zijn onverminderd actueel in de turbulente tijd waarin we nu leven. En ze zeggen iets over het leiderschap dat nodig is om koers te houden en ons door deze woelige wateren te leiden.

Macht vinden wij Nederlanders echter een lastig begrip. Er zijn maar weinig bestuurders die in alle openheid uitspreken dat ze genieten van de macht die hun functie met zich meebrengt. Liever spreekt men over de persoonlijke drijfveren of over de ambities waar het bedrijf, de instelling of de politiek groepering voor staat. Dat klinkt natuurlijk ook veel leuker dan dat men graag de baas is en zaken naar eigen hand zet.

Van machtsmisbruik evenwel smullen we. Steeds wanneer een politicus, bestuurder of topmanager “ontmaskert” wordt als graaier of despoot dan hanteren we graag de schandpaal in de moderne vormen van een commissie, tribunaal of sociale media voor het terechtstellen van de zondebok.

Macht is echter goed en nodig, al doen we er wat besmuikt of schamper over. De wil tot macht is de stuwende kracht achter (persoonlijke) ontwikkeling en vernieuwing. Onmacht wens je niemand toe. En het wordt tijd dat we macht met elkaar bespreekbaar maken.

Misschien biedt Plato – naast King - een goede invalshoek via zijn beschrijving van de kardinale deugden die vele denkers na hem hebben uitgewerkt naar de ideale kenmerken van moreel leiderschap. Deze vier deugden kleuren tezamen als het ware het machtsbegrip verder in. Het gaat om daadkracht, wijsheid (te begrijpen als intellectueel vermogen), zelfbeheersing en rechtvaardigheid. Deze deugden staan in onderling verband met elkaar, want is de ene deugd zwak ontwikkeld, dan heeft dat invloed op het geheel. Zo kan daadkracht zonder wijsheid leiden roekeloosheid of impulsiviteit en kan wijsheid zonder zelfbeheersing leiden tot manipulatie ter bevrediging van de eigen begeerte. Rechtvaardigheid wordt gezien als de stam van de vier deugden: het is de deugd die zelfkennis koppelt aan de (behoeften van) de omgeving. Zo is de gulden regel “doe een ander niet dat u niet wilt dat u geschiedt” in vele culturen op aarde een basaal moreel uitgangspunt.

Je kunt deze vier kardinale deugden zien als belangrijke kwaliteiten voor iedereen die in machtsposities verkeert. Juist aan hen worden hoge eisen gesteld in tijden als deze, waarin veel organisaties onder grote druk staan en van politiek bestuurders wordt verwacht het juiste en goede te doen voor de samenleving. Hoe blijf je als leider in balans? Hoe voorkom je impulsieve besluiten gebaseerd op emotie en hoe houdt je “de bedoeling”, zijnde datgene waar het werkelijk om gaat in het vizier? In hoeverre ken je het eigen morele kompas en de schaduwzijden ervan? Vanuit welk moreel kader treedt je richting je omgeving op? Het zijn dit soort vragen die waardegedreven leiders zichzelf met regelmaat zouden moeten stellen.

Ikzelf werd bij het herlezen van de toespraak van Martin Luther King geraakt door de zin waarin hij stelt dat “macht op zijn best liefde is die rechtvaardigheid verwezenlijkt en rechtvaardigheid op zijn best liefde is die alles corrigeert dat liefde tegenhoudt”.
Zit in deze zin niet alle uitdaging besloten waar het leiderschap in deze tijd voor staat?  Namelijk in het vinden van de juiste balans tussen daadkracht en zelfbeheersing om vanuit die balans te doen wat het juiste en het goede is?